|
|
Kerkdienst 10 september
Kerkdienst 10 september
Jesaja 25: 6-9
Op deze berg richt de HEER van de hemelse machten voor alle volken een feestmaal aan: uitgelezen gerechten en belegen wijnen, een feestmaal rijk aan merg en vet, met pure, rijpe wijnen.
Op deze berg vernietigt Hij de sluier waarmee alle volken omhuld zijn, het kleed dat alle volken bedekt.
Voor altijd doet Hij de dood teniet. God, de HEER , wist de tranen van elk gezicht, de smaad van zijn volk neemt Hij van de aarde weg – de HEER heeft gesproken.
Op die dag zal men zeggen: ‘Hij is onze God! Hij was onze hoop: Hij zou ons redden. Hij is de HEER , Hij was onze hoop. Juich en wees blij: Hij heeft ons gered!’
Mattheus 22: 1-14
Daarop vertelde Jezus hun opnieuw een gelijkenis: ‘Het is met het koninkrijk van de hemel als met een koning die een bruiloftsfeest gaf voor zijn zoon. Hij stuurde zijn dienaren eropuit om de genodigden voor de bruiloft bijeen te roepen, maar die wilden niet komen. Daarna stuurde hij andere dienaren op pad met de opdracht: “Zeg tegen de genodigden: ‘Ik heb het feestmaal bereid, ik heb mijn stieren en het mestvee laten slachten. Alles staat klaar, kom dus naar de bruiloft!’” Maar ze negeerden hen en vertrokken, de een naar zijn akker, de ander naar zijn handel. De overigen namen zijn dienaren gevangen, mishandelden en doodden hen. De koning ontstak in woede en stuurde zijn troepen eropaf, hij liet de moordenaars ombrengen en hun stad in brand steken. Vervolgens zei hij tegen zijn dienaren: “Alles staat klaar voor het bruiloftsfeest, maar de genodigden waren het niet waard. Ga daarom naar de toegangswegen van de stad en nodig voor de bruiloft iedereen uit die je tegenkomt.” De dienaren gingen de straat op en brachten alle mensen die ze tegenkwamen bijeen, zowel goede als slechte. En de bruiloftszaal vulde zich met gasten voor de maaltijd. Toen de koning binnenkwam om te zien wie er allemaal aanlagen, zag hij iemand die geen bruiloftskleed droeg, en hij vroeg hem: “Vriend, hoe ben je hier binnengekomen terwijl je niet eens een bruiloftskleed aanhebt?” De man wist niets te zeggen. Daarop zei de koning tegen zijn hofdienaars: “Bind hem aan handen en voeten en gooi hem eruit, in de uiterste duisternis, waar men jammert en knarsetandt.” Velen zijn geroepen, maar slechts weinigen uitverkoren.’
| terug
|
|
|
|
|
|